Het orthoptisch onderzoek

Orthoptie wil zeggen “recht kijken”. Een goede samenwerking tussen de ogen is de basis voor een rechte oogstand. Door een rechte oogstand kunnen beide ogen zich zo goed mogelijk ontwikkelen. Als er iets mankeert aan de samenwerking tussen de ogen of aan de oogstand, wordt een orthoptist ingeschakeld.

  1. oogstand
  2. oogbewegingen
  3. samenzien (binoculair zien)
  4. gezichtsscherpte en brilsterkte

Het eerste onderzoek duurt meestal een half uur. Voor kinderen die ook gedruppeld worden en naar de oogarts gaan kan de totale tijd oplopen tot 1.5 uur.

1. Oogstand
Het onderzoek naar de oogstand bestaat uit de volgende onderdelen:

Reflexbeeldjes
Met behulp van een lampje wordt gekeken of de reflexbeeldjes van dat lampje in de beide ogen wel of niet symmetrisch staan.

orth-rechte-oogstand

 

Afdektest
Door afwisselend een oog af te dekken kan beoordeeld worden of er sprake is van scheelzien. Ook een verborgen vorm van scheelzien kan op deze wijze ontdekt worden. Bij kleine kinderen die nog geen plaatjes kunnen zeggen wordt aan de hand van de afdektest een indruk gekregen of er een lui oog bestaat.

Scheelzienhoek
De mate van scheelzien kan worden gemeten met het ‘aapje’, de synoptofoor (een instrument waarmee ook de samenwerking tussen de ogen onderzocht wordt), of met de prismalatten. Deze laatste test kan op verschillende afstanden worden gebruikt. De mate van scheelzien wordt uitgedrukt in een “scheelzienshoek” (tweede foto):
oogspier-strabismus3

2. Oogbewegingen
Bij de oogbewegingen wordt, afhankelijk van de afwijking, gebruik gemaakt van de volgende onderzoeken:

8 blikrichtingen
De patiënt volgt een lampje in 8 blikrichtingen. De orthoptist beoordeelt of de oogbewegingen symmetrisch en soepel verlopen. Er kan een toename of afname van zowel het horizontale als het verticale scheelzien te zien zijn.

oogstand-richtingen

Veld van binoculair enkelzien
Wanneer een patiënt in bepaalde richtingen dubbel en in andere richtingen enkel ziet, kan met het veld van binoculair enkelzien vastgelegd worden in welke richting dit gebeurt.

Convergentie en accommodatie
Met een voorwerpje of testinstrument wordt bepaald of beide ogen tegelijkertijd voldoende naar de neus kunnen bewegen (convergeren). Ook het scherpstellen (accommoderen) kan hiermee bepaald worden.

Monoculaire volgbeweging
Terwijl één oog afgedekt is, wordt de volgbeweging van het andere oog beoordeeld. Wanneer deze beweging niet soepel verloopt, is de kans groot dat het oog lui is.

3. Samenzien
Met deze testen worden de verschillende manieren waarop en de mate waarin de ogen met elkaar kunnen samenzien bepaald:

Stereotesten
De hoogste vorm van samenzien is het 2-ogig dieptezien ofwel stereozien. Dit kan met stereotesten bepaald worden. Voorbeelden zijn: Lang test, TNO-test, Titmus test en four-dot test. Naast stereotesten zijn er nog vele andere onderzoeken mogelijk die de mate van samenzien kunnen bepalen.

orth-titmus-test

orth-prismatest

 

4. Gezichtsscherpte (visus) en de brilsterkte
Het zien, de gezichtsscherpte, wordt bij ieder oog afzonderlijk opgenomen. Afhankelijk van de leeftijd wordt de gezichtsscherpte opgenomen met:

  • plaatjes
  • symbolen
  • cijfers of letters

orth-amsterd

De brilsterkte wordt bij kinderen en volwassenen op een verschillende manier bepaald.

Kinderen
Bij het aanmeten van kinderbrillen worden de ogen gedruppeld zodat de pupillen groter worden en de ogen niet meer kunnen scherpstellen (cycloplegie).

orth-retinomax

Deze druppels geven een wat prikkelend gevoel en moeten 45 minuten inwerken. De orthoptist bepaalt de brilsterkte door met een speciaal licht in het oog te schijnen. In het halfdonker wordt dan naar de veranderende reflectie in het oog gekeken door verschillende glazen voor te houden.

Ook kan gebruik gemaakt worden van automatische refractometers (zie foto). De werking van de oogdruppels duurt een dag. Het is dan ook te adviseren een zonnebril of zonneklep mee te nemen.

Volwassenen
Bij het aanmeten van brillen bij volwassenen geeft de patiënt zelf aan, met behulp van brillenglazen in een pasmontuur of voorzetinstrument, met welke brillenglazen het scherpst gezien wordt. Soms worden ook hierbij druppels (cycloplegie) gegeven om de accommodatie tijdelijk stil te leggen.

Behandelingsvormen door een orthoptist

Voor de meeste mensen met klachten op het gebied van het samenzien met de ogen wordt een behandelplan opgesteld. De behandeling kan bestaan uit:

  1. het geven van een bril
  2. prisma
  3. oogspieroefeningen

1. Het geven van een bril
Er zijn verschillende redenen om een bril te geven:

Scherper zien. Bij een matige of sterke bijziendheid wordt een min-bril gegeven, bij een sterke verziendheid een plus-bril en bij een ongelijke breking van het oog een cilinderbril.
Scheelzien. Bij een matige verziendheid moet het kind de ogen teveel inspannen om alles scherp te zien. Dit kan scheelzien veroorzaken. Een plus-bril kan het scheelzien verminderen of doen verdwijnen waardoor het samenzien tussen de ogen zich herstelt.
lui oog. Een verschil in brilsterkte kan een lui oog veroorzaken van het meest afwijkende oog. Een bril kan de oorzaak van het luie oog opheffen. Een sterke plus-bril of cylinderbril wordt ook gegeven om twee luie ogen te voorkomen of te genezen.
Hoofdpijn of dubbelzien. Als de samenwerking niet goed is, kan een prismabril de klachten verminderen of verhelpen.
Leesklachten. Vanaf de leeftijd van ongeveer 40 jaar neemt het vermogen om de ooglens te bollen af. Dit is een normaal verschijnsel. Een leesbril of leesdeel in de bril is dan nodig om dichtbij scherp te kunnen zien. Ook kinderen kunnen bij een lichte verziendheid gemak hebben van een plus-bril.

2. Prisma
Een prisma is een glas dat aan de ene kant, de basis, dikker is dan aan de andere kant, de top. De stralen die door het prisma vallen worden naar de basis afgebogen. Dit veroorzaakt een verschuiving van het beeld. Prisma’s worden voornamelijk bij volwassenen voorgeschreven.

Prisma’s worden voorgeschreven bij:
Hoofdprijnklachten door verborgen scheelzien (heteroforie). Als de samenwerking niet goed genoeg is om comfortabel te kunnen zien kan met een prisma het samenzien verbeterd worden. Bij een verborgen verticaal of binnenwaarts scheelzien wordt sneller een prisma gegeven dan bij buitenwaarts scheelzien. Bij deze laatste kunnen oogspieroefeningen het probleem vaak opheffen.
Dubbelzien kan soms met een prisma verholpen worden. Indien het dubbelbeeld ver uit elkaar staat gebruikt men een fresnelprisma, een kunststof-folie wat op de bril geplakt wordt. Dit laatste prisma gebruikt men vooral als het dubbelzien van tijdelijke aard is.

3. Oogspieroefeningen
Oogspieroefeningen worden vooral gegeven als er hoofdpijn of leesklachten zijn door een zwakke samenwerking van de oogspieren.

orth-oogspieroefeningen

De oefeningen zijn erop gericht goed met beide ogen tegelijk naar de neus te kijken. Na instructie worden deze oefeningen thuis uitgevoerd. In eerste instantie kunnen de oefeningen de hoofdpijnklachten verergeren. Soms zijn extra oogspieroefeningen op de orthoptische afdeling noodzakelijk om de samenwerking te verbeteren.

Ook na een scheelzienoperatie worden oogspieroefeningen meegegeven om de kans op vergroeiingen zo klein mogelijk te maken.

Wanneer een afwijking in de samenwerking van de ogen beter in het ziekenhuis behandeld kan worden zal onze orthoptist (via de huisarts) een doorverwijzing doen.